Brocaire Legend

De zoektocht naar Ida Alastair Campbell

Onderzocht en opgeschreven door John Berrecloth, toenmalig secretaris van de Cairn Terriër Club en gepubliceerd in het CTC Jaarboek van 1996; vertaald door Reinier Goud. De foto’s zijn afkomstig van de originele publicaties; de hedendaagse foto’s zijn van Reinier Goud.

Deel 1

Dit jaar, 1996, is het vijftig jaar geleden na het overlijden van Mrs Alastair Campbell, de vrouw met de verdienste dat ze de Cairn Terriër in de wereld geïntroduceerd heeft.
Als de huidige bezetter van het Secretariaat dacht ik dat het leuk zou zijn om wat notities samen te stellen van de eerste Secretaris van de Cairn Terriër Club, dus in de herfst van 1995 begon ik een zoektocht naar mensen die uit de eerste hand herinneringen aan haar hadden. Spoedig ontdekte ik dat vijftig jaar een behoorlijke afstand tussen generaties blijkt te zijn en dat, ondanks dat een aantal van onze oudere leden haar op shows had gezien, slecht weinigen haar ooit gesproken hebben tenzij zij tegen hen had gesproken. Ze werd met een respect behandeld dat grensde aan het inboezemen van gezag. “Je liep op de toppen van je tenen om haar heen in een halve cirkel”, zoals één van hen het verwoordde.
Jim Pollock kende iemand die gewoonlijk samen met Mrs Campbell naar shows reisde en we dachten dat die ons wel wat verhalen zou kunnen vertellen, toen bleek dat hij een paar maanden daarvoor was overleden. Eén of meerdere andere sporen leidden tot niets. Ik wenste dat ik mijn naspeuringen een jaar, twee jaar, vijf jaar eerder was begonnen, toen er nog steeds tijdgenoten van haar aanwezig waren, maar dat is het lot van alle geschiedenis onderzoekers! Mrs Campbell’s resultaten als fokker en exposant zijn een zaak van openbare berichtgeving; alle boeken over het ras verhalen van ze, zo ook het Kennel Club Stamboek.
Goed, maar ik was op zoek naar meer menselijke, meer persoonlijke details over deze baanbrekende dame wier campagne om de Cairn Terriër door de Kennel Club erkend te krijgen plaatsvond in dezelfde tijd als dat de Suffragette Beweging bezig was te strijden voor de totstandkoming van de emancipatie van de vrouw. De tijd van “Edwardian Britain” was wel heel verschillend van de huidige tijd!
Het werd al gauw duidelijk dat ik geen uitgebreide levensgeschiedenis ging schrijven van Mrs Campbell, maar dat dit artikel zich ontwikkelde in een verslag van de zoektocht naar ieder knipseltjes van informatie dat ik maar kon vergaren. Met toestemming van de redacteur van het jaarboek is de bijdrage dit jaar het resultaat van de zoektocht tot aan januari 1996 en zal ik, naar ik hoop, in staat zijn het verhaal in 1997 voort te zetten.
Er schijnen slechts twee foto’s van Mrs Campbell te bestaan; één is in ongeveer 1909 genomen, met drie van haar winnende honden: Roy Mhor, MacLeod of MacLeod, en Doran Bhan. Het lijkt of ze daar een dertiger is, met gewone gelaatstrekken zoals een strakke mond en een vastberaden blik; haar wijde hoed staat recht op haar volle haardos. Ze draagt een donker Edwardian jasje over een lichtgekleurde blouse en gestreepte jumper.

Foto: Mrs. Campbell met drie van haar winnende honden: Roy Mohr, MacLeod of MacLeod en Doran Bhan

De andere foto laat haar zien op de eerste naoorlogse show van de Cairn Terriër Club in de Forrest Road Drill Hall te Edinburgh op 29 mei 1946. Er komt nu een vleugje wit haar onder haar vrij vormeloze hoed vandaan; ze draagt een donkere overjas en kousen, en schoenen met gespen. Haar aandacht is volledig bij de Cairns in de ring, haar Brocaire reu trekt aan zijn riem. De jaren zijn vriendelijk voor Mrs Campbell geweest; ofschoon een oudere vrouw, haar gelaatstrekken zijn duidelijk en tenger, en behouden nog altijd de vastberaden uitdrukking. Er zijn nog steeds mensen die haar zo herinneren.


Overlijdensberichten zijn een goede informatiebron en op de eerste pagina van het CTC Jaarboek van 1946 schrijft Kolonel Whitehead: “Er moet verslag worden gedaan van het overlijden van Mrs Alastair Campbell op 12 juni 1946 te Inverness. Ze was onze eerste Secretaris, was eigenaar van de eerste kampioenshond Gesto en van de bekende kennelnaam “Brocaire”. In Inverness werden destijds de eerste inschrijvingen voor Cairns geaccepteerd en daar bracht ze haar eerste Cairns uit en won ze. Een paar weken voor haar overlijden bracht ze ze voor de laatste keer uit op onze eerste naoorlogse show in Edinburgh op 26 mei 1946. Moge de aarde je licht toedekken, Oude Vriendin.”

In zijn “Cairn Cracks” in “Our Dogs” schreef hij dat “degenen die haar op onze show van 29 mei ontmoetten een opmerkelijk verandering in hun oude vriendin zagen, maar ik weet dat ze blij was om te zien dat onze show was door gegaan niettegenstaande alle moeilijkheden, en dat ze in staat was geweest om er te zijn met vier honden.” (Het was natuurlijk de Club’s eerste show na een complete stilstand van alle kynologische activiteiten tijdens de Tweede Wereldoorlog; Kolonel Whitehead moet aanmerkelijke moeilijkheden hebben ondervonden met de organisatie, en Mrs Campbell moet dit op prijs gesteld hebben.)
Rascorrespondent in “Dog World” A. Bruce schreef op 28 juni 1946: “Ik ging haar opzoeken op Paaszondag, ze zag er slecht uit, maar toen ik mijn twijfels uitte of ze wel naar de Cairn Terriër Club Show kon gaan, antwoordde ze op haar gebruikelijke manier dat ze dan wel goed genoeg zou zijn om te gaan. Ze ging zoals we weten. Een paar dagen naar haar thuiskomst werd ze bewusteloos gevonden en naar het ziekenhuis overgebracht waar ze zachtjes heen ging.”
De Nationale Bibliotheek van Schotland kon geen enkel overlijdensbericht in de Schotse of nationale kranten van haar vinden, en de bibliotheek in Inverness zocht voor mij in de archieven van alle kranten in de Hooglanden, maar zonder resultaat. Ze vonden echter één belangrijk bericht in de kolommen met overlijdensaankondigingen in de “Inverness Courier” van 14 juni 1946:
“Campbell – In de Royal Northern Infirmery, Invenerness, op 12 juni 1946, overleed Ida Alastair Campbell, van Ardersier, weduwe van Kolonel J. Alastair Campbell, Seaforth Highlanders, tweede dochter van wijlen Sir David and Lady Monro of Allan. Begrafenis in besloten kring. Geen bloemen.”

In deze weinige, beknopte regels stonden verscheidene belangrijke feiten, die leidden tot nieuwe, verschillende onderzoeken naar haar man en haar ouders. Haar man als kolonel moet tenminste het bevel hebben gevoerd over een bataljon van de Seaforths, en moet daarom geregistreerd zijn in de geschiedenis van het regiment. De Seaforth Highlanders, nu samengevoegd met andere Schotse regimenten tot de Highlanders met hun hoofdkwartier in de Cameron Kazerne te Inverness, hebben hun museum op het oude hoofdkwartier in Fort George te Ardersier. Ik schreef naar de huidige geschiedschrijver van het regiment, Kolonel A.A. Fairrie, en vroeg hem of hij iets kon vertellen over Kolonel Campbell.
Intussen leek New Register House (Nationaal Archief) in Edinburgh de beste plaats om meer informatie te achterhalen. Dus overlegde ik met mijn vrouw Sybil die daar eerder genealogisch onderzoekingen had gedaan. Gelukkig hebben we in Schotland een gebruikersvriendelijk archiefsysteem waarin alle geboorte-, trouw- en overlijdensaangiften sinds 1855 op de computer staan, en alle betreffende akten staan op microfiche. Zij zijn gemakkelijk toegankelijk voor de onderzoeker en de informatie kan worden gekopieerd zonder dat je de akten hoeft te betalen.
De overlijdensakte van Mrs Campbell leert ons dat haar leeftijd 75 was (dus geboren in 1871), weduwe van John Alastair Campbell, kolonel in het leger; haar vader, David Monro, Hoofdcommissaris van Politie, moeder Louisa Jane, meisjesnaam Pelly. De getuige was S. Richards, een nichtje.
Een zoektocht naar haar geboorteaangifte was zonder succes, dus was ze niet in Schotland geboren. Een zoektocht naar het huwelijk van John Campbell en Ida Monro was ook tevergeefs maar het duurde lang voordat we realiseerden waarom.

De volkstelling van 1891 (de laatste die te raadplegen was voor het publiek) gaf aan dat ze 20 jaar oud was en ongetrouwd, tezamen met haar ouders, een oudere broer Charles en een jongere zuster Katherine, wonende te Edinburgh. De documentatie gaf aan dat haar geboorteplaats Palamcottah was, Madras, India, waar haar vader kapitein in het leger was, maar nu in 1891 inspecteur van politie voor Schotland.
Mrs Campbell bemoeienis met Cairns was ongeveer voor 1909 begonnen, onder haar man’s naam, en vanaf haar adres in Argyllshire.

Foto: Loch Fyne nabij Lochgilphead

“Tighe an Ruadh” – het Huis op de Punt, is in Ardrishaig nabij de kop van Loch Fyne, een diepzee-loch aan de westkust van Schotland. Wanneer is ze daar naartoe gegaan, vroeg ik mij af, en wanneer is ze verhuisd naar Ardersier? Was de verhuizing naar het noorden verbonden met een verandering van carrière van haar man, aangezien Ardersier slechts een paar mijl verwijderd is van Fort George, het hoofdkwartier van de Seaforth Highlanders? Ze is zeker tussen 1891 en 1909 getrouwd, maar wanneer precies?

De volgende belangrijke ontwikkeling was een antwoord van Kolonel Fairrie met een fotokopie van een bladzijde uit het Regiment’s Geschiedenisboek, en een biografische aantekening over Luitenant-Kolonel J.A. Campbell, met een foto van hem in vol Seaforth uniform met kilt. Hij was een imposante figuur, een veertiger, lang, besnord, één voet vooruit geplaatst, zijn kolbak op zijn arm en een rij eremedailles op zijn borst.


Foto: Colonel Campbell

De aantekening eronder verklaar dat hij was aangesteld in 1876, en noemt de verschillende veldtochten waarin hij gevochten had, van de Afghaanse en Egyptische Oorlogen tot die van Soedan en Kartoem, waarvoor hij twee keer in aktes was genoemd en hem de Khedive’s Medaille met twee balken was toegekend. Hij was tot commandant benoemd op 6 juni 1899, hem was eervol ontslag ontleend in 1903, en hij was overleden in Ardrishaig op 16 juni 1914.
Het was nu zeker dat de verhuizing naar Ardersier niets te maken had met een militaire overplaatsing. Ik wist nu dat Mrs Campbell gedurende 32 jaar weduwe is geweest, maar ik wist niet hoe lang ze getrouwd is geweest, of dat ze kinderen hebben gehad, of waar beiden begraven zijn.
Ik probeerde de”Oban Times” en de “Argyllshire Advertiser” (plaatselijk bekend staand als de “Squeack”) aangezien zij al lange tijd de lokale kranten aan de Westkust zijn.

Hun personeel was zeer behulpzaam met het doorzoeken van de archieven voor mogelijke overlijdensberichten, en ze brachten mij in contact met plaatselijke predikanten, begraafplaatsregisters, en de hoofddirecteur van Argyll and Bute, Mr Gossip, die toevalligerwijs ook de administrateur was van de Schotse Kerk in Lochgilphead. Hij doorzocht tevergeefs alle begraafplaatsregisters, maar bracht me toen in contact met de distictsarchivaris, Murdo MacDonald, op zijn kantoor in Lochgilphead.
Murdo raadpleegde het landregister van Schotland, zocht Tighe an Ruadh op, een huis dat we vrij goed kenden, en ontdekte dat Kolonel James Alastair Campbell het in oktober 1903 had gekocht. Ik vertelde dat de Campbell die ik probeerde op te sporen John heette, op grond van de overlijdensakte van zijn vrouw. Murdo was redelijk zeker van zijn zaak, maar om absoluut zeker te zijn, raadpleegde hij het lokale bureau van de burgerlijke stand en vond de overlijdensakte van James Alastair Campbell, 16 juni 1914, 57 jaar oud, zoon van de heer James Casmpbell en Catherine Cochrane. Er bestond nu geen enkele twijfel meer over, we hadden steeds in de archiefstukken gezocht naar John in plaats van James.
Murdo verwees me vervolgens naar de predikant van de Episcopal Church in Lochgilphead, Dominee Flatt, die de vermelding terug vond van de begrafenis van Kolonel Campbell bij de Christchurch Episcopal Church op 19 juni 1914. Hij kon niet zeggen of Mrs Campbell al die jaren daarna naast hem was begraven maar hij zou proberen dat uit te zoeken.
En hier houden tijd en ruimte voor dit jaarboek op. Tussen nu en het volgende jaarboek zal ik verder gaan met mijn onderzoek en uitzien naar bijdragen van een ieder van jullie voor de Brocaire Legende!

Deel 2.

In de weken na de publicatie in het jaarboek 1996 vond ik veel meer uit over Mrs. Campbell. onderzoek gaat vaak zo, gedurende vele maanden niets en dan een stortvloed aan bruikbare gegevens. Er zijn veel meer foto’s van Mrs. Campbell en haar honden dan ik gedacht had, verscheidene in Our Dogs en de Supplementen. Niet echt bruikbaar voor reproductie, maar de redacteur gebruikte enige ervan toen hij haar ten tonele voerde in een artikel over de vijftigjarige herdenking van haar overlijden. Ik slaagde er tevens in om gebruik te maken van de foto uit het boek van Christine Carter, in 1912 genomen door fotograaf Russell uit Old Bond Street, Londen, waarschijnlijk voor de Illustrated Kennel News die Ida met Gesto laat zien. Dit is een wel heel erg verschillende foto vergeleken met de andere foto’s, een “Society-pose”, elegante jurk, juwelen en een prachtige hoed met veren, en veel jonger lijkend dan 41 jaar!

Ik ging in mei 1996 naar Argyllshire, ontmoette daar Pat en Jim Jeffrey die vakantie hielden in West Schotland, en we bezochten Tighe-an-Ruadh op uitnodiging van de huidige bewoners, Dr en Mrs Mackay. Het huis staat op een steile, beboste kaap uitkijkend over Loch Fyne, eens een schitterend uitzicht met vlaggenmast en partytent, maar nu zijn de bomen zo hoog gegroeid dat ze bijna geheel het huis verhullen en daardoor tevens het uitzicht vanaf het huis.
In een kleine open plek in het bos, omgeven door bomen en rhodondendrons, staat een kleine grafsteen met een inscriptie: “De Heer Moghan, meest geliefde Sky Terriër van Ida en Jock, overleden 21 februari 1907, oud vijf jaar.”

We hebben geen vermelding van hoe Moghan aan zijn einde is gekomen, maar hij moet heel bijzonder voor Ida en Jock zijn geweest om hem op deze manier te herdenken. Ik vraag me af wie Skye niet goed kon spellen? Maar Mrs Mackay had haar kerstkrans tegen de steen geplaatst, en het stond daar nog steeds in mei, de rode linten die als een helder licht afspatten van de matte kleur van de omringende dode bladeren.
Er was sprake van een tijdloze sfeer rond deze plek. Zowel de Jeffreys als ik waren ons er opeens van bewust dat dit was waar het allemaal was begonnen. Vanaf dit adres begon Mrs Campbell haar veldtocht voor de erkenning van haar favoriete terriër door de Kennel Club en de kynologische wereld.
Ze had erop gestaan dat haar honden de originele, inheemse Skye Terriërs waren, wat de exposanten van streek bracht die honden tentoonstelden die tijdens de dertig daaraan voorafgaande jaren als Skye Terriërs waren erkend. Ze had haar honden op Schotse shows ingeschreven als “Short-haired Skyes” of “Pricked-ear Skyes”, maar ze waren bij de Kennel Club geregistreerd onder de Skye Terriërs. Een levendige en langdurige correspondentie vond plaats in de kolommen van de kynologische pers tussen Mrs Campbell en Sir Claud Alexander, Secretaris van de Skye en Clydesdale Terriër Club, James Porritt, Secretaris van de Skye Terriër Club in Engeland, Captain A.R. MacDonald en Robert Leighton, ieder van hen met hun eigen denkbeelden, en ieder van hen oude fokkers citerend over wat het “originele type” was.
Vrij buitensporige beledigingen gingen over en weer, gevolgd door eisen voor verontschuldigingen (die nooit gegeven werden) in brieven die te lang zijn om hier weer te geven, maar ondanks alles handhaafde Mrs Campbell haar standpunt. De zaak werd op de spits gedreven tijdens Crufts 2010 waar twee klassen open stonden voor “Cairn of Short-haired Skyes”. Mrs Campbell, nu samen met Mary Hawke, stelde een confrontatie zeker door haar honden in de gebruikelijke Skye Terriër klassen in te schrijven. Miss Clifton, die aan de hand van de Skye Terriër rasstandaard keurde, trof geen enkel punt in deze honden aan die overeen kwamen met de standaard en noteerde ze als “verkeerde klasse”.
Op 6 april 2010 ontving het Kennel Club Comité een afvaardiging van de Skye Terriër Clubs die hun bezwaren uitten tegen deze kortharige honden die, omdat ze zo veel verschilden van de geaccepteerde Skye Terriër, nog steeds in de Skye Terriër registers werden toegelaten. Brieven werden voorgelezen waarin alternatieve namen werden voorgesteld, en na discussie en bestudering van foto’s besloot het Comité “dat het ras (tot dusver omschreven als Short-haired Skye Terriërs) alleen als Cairn Terriërs zal worden opgenomen in het register voor Britse, Koloniale en Buitenlandse honden, waarvoor tot nu toe geen aparte classificatie in het register bestaat.”
Dit was een bitterzoete overwinning voor Mrs Campbell. De honden waren nu officieel erkend maar ze had haar strijd om de ingediende naam verloren. De naam Cairn Terriër was reeds jarenlang gebruikt (P. Hepper’s schilderij, nu in de bestuurskamer van de Schotse Kennel Club, van de “Cairn gekregen uit Ross-shire” is gedateerd 1857) en bevestiging van de naam werd hartelijk verwelkomd in de kynologische wereld. Ik veronderstel dat, na enige tijd, Mrs Campbell de naam ook op prijs is gaan stellen.
Dus Moghan, bij wiens graf we stonden, was één van Ida’s Skye Terriërs. Is het mogelijk dat de Keltische spelling van Moghan ook geschreven kan worden als Moighan? Dat is meer dan waarschijnlijk. Indien juist, dan is het waarschijnlijk dat Moghan de vader was van Roy Mohr (moeder: Calla Mohr) wat hem direct aan de onderste wortel van de Cairn familiestamboom plaatst.
De inscriptie loste ook een ander probleem op. Het was nu duidelijk dat Kolonel James Campbell bekend was geweest als Jock, wat in Schotland de bijnaam is voor John. Toen Ida’s nichtje Sheila Richardson aangifte deed van het overlijden van haar tante in 1946 omschreef ze haar als “de weduwe van Kolonel John Alastair Campbell.” Kolonel Campbell was dood sinds 1914, dus het is twijfelachtig of Sheila hem ooit anders heeft gekend als “Oom Jock”.
Nu we de voornaam bevestigd hadden gekregen, was het gemakkelijk om de registratie van het huwelijk van Ida Monro en James Campbell te vinden. Dit huwelijk werd voltrokken op 4 oktober 1893 in St. Andrews Episcopal Church in Tain, Ross-shire.

Foto: St.Andrews Episcopal Church in Tain

James was majoor, gelegerd in Fort George, het hoofdkwartier van de Seaforth Highlanders. Ida, die woonde in Alan House te Fearn, werd weggegeven door haar vader Kapitein David Monro, en één van de getuigen was haar jongere zuster Katherine Harriet.
Beide volkstellingen van 1881 en 1891 hadden aangetoond dat Ida toen in Edinburgh was.

In de eerste woonde de hele familie in Granville Street, alle zes kinderen in de schoolleeftijd, van 6 tot 13 jaar. De bibliotheek in Edinburgh gaf me de lijsten van de bestaande scholen in 1881 en had de thans nog bestaande scholen onderstreept, zodat ik deze kon schrijven met het doel om te achterhalen waar Ida naar school was gegaan. Er was in de volkstelling geen vermelding van een inwonende gouvernante, en Edinburgh stond terecht bekend om zijn scholen, dus nam ik aan dat alle kinderen naar één of meerdere scholen waren gegaan. Edinburgh Academy reageerde meteen. Alle drie de jongens hadden daar op school gezeten, maar deze school liet tot kort geen meisjes toe. De meeste scholen waarmee ik contact heb opgenomen, hebben nu gereageerd, maar geen enkele heeft er aanspraak op gemaakt dat de meisjes bij hen op school hebben gezeten.
Even een interessant zijstapje, Edinburgh Academy gaf me korte CV’s van de Monro zonen. Alle drie zijn ze in het leger geweest, hebben voor en tijdens de Boerenoorlog in Zuid-Afrika gediend, en vervolgens bij de Britse Politie van Bechuanaland. De oudste, Charles, was in een lokaal probleem betrokken geraakt, dat ik wat verder heb onderzocht. In 1895 waren het commando en de verantwoordelijkheid voor de Bechuanaland Politie overgedragen aan Cecil Rhodes’ Chartered Company, ogenschijnlijk om hun geplande spoorlijn te beschermen. Hun troepenmacht ter grootte van 600 man met inbegrip van Kapitein Charles Munro, onder bevel van Rhodes’ goede vriend Dr Leander Starr Jameson, overvielen de Boerenenclave van Transvaal tijdens de beruchte Jameson inval. Het was een rampzalige missie, gedoemd te mislukken door politieke besluiteloosheid en oplichterij alsmede door het falen van de Johannesburg Uitlanders om tegelijkertijd in opstand te komen. De hele troepenmacht liep in een hinderlaag en werd door de Boeren gevangen genomen, en samen met de leiders en de andere officieren werd Charles gevangen genomen en naar Groot-Brittannië terug gevoerd om terecht te staan, waar hij in juli 1896 in Bow Street van rechtsvervolging werd ontslagen. Ida kwam uit een zeer kleurrijke familie!
Ik vervolgde mijn zoektocht naar Ida’s achtergrond in Ross-shire met een bezoek aan de omgeving in de zomer van 1996.

Foto: Gebrandschilderd raam van de kerk in Tain

De kerk in Tain, waar Ida en Jock zijn getrouwd, heeft een gebrandschilderd raam ter ere van haar vader, en een bronzen plaquette, ter nagedachtenis aan Charles, die, de Jameson zaak overleefd hebbend, verder ging zich te onderscheiden met een koloniale carrière in verscheidene Zuidafrikaanse landen. Hij werd Vice-Luitenant van Ross-shire en schijnt de laatste Monro te zijn geweest die de familiezetel in bezit heeft gehad, Alan House in Fearn. De Clan Munro, waarvan de Monro’s een tak waren, heeft een vereniging die gevestigd is op Foulis Castle, maar hun secretaris denkt dat, los van een lang geleden afgescheiden Zuidafrikaanse tak (die naar ik denk afstammelingen kunnen zijn van de jongste broer David), de Monro familielijn uitgestorven is. Zijn onze CTC leden in Zuid Afrika bekend met andere informatie?
Verdere navraag bij alle crematoria die in bedrijf waren in 1946 in Schotland leidde uiteindelijk tot het vinden van de registratie van Ida’s crematie in Aberdeen op 17 juni 1946 en de aantekening: “As naar Sheila Richards voor teraardebestelling”. Het archief van de Episcopal Church toonde dat de as was begraven in het familiegraf van de Monro’s op de begraafplaats van East Kilmuir. Sybil en ik zijn er geweest op een fijne warme zomerdag.


Foto: begraafplaats East Kilmuir

Het is een zeer rustige begraafplaats op het platteland, mooi onderhouden, met uitzicht over het water van de Cromarty Firth, en met een oude kerk en toren van rood zandsteen. Een gedenknaald bevat een opsomming van Ida’s voorouders, en een stenen kruis is opgericht voor haar ouders, maar er is geen herinnering aan Ida zelf.

Wij weten natuurlijk beter. Een Cairn is de perfecte nagedachtenis aan haar, of het nu een stapel stenen is of een kleine hond.
Er blijven nog steeds een aantal losse eindjes op te lossen en contacten te leggen om het verhaal af te krijgen, maar dat zal nog een jaar moeten wachten. Ik spreek mijn dank uit aan alle personen en organisaties die me geholpen hebben in de zoektocht naar Ida Campbell. Ik hoop dat we allemaal haar een beetje beter hebben leren kennen, en we dankbaar zijn voor haar levenswerk.